maandag 15 september 2008

Ondernemerschap in ontwikkeling

Dit artikel is gepubliceerd in brochure uitgegeven ter gelegenheid van Beste Ondernemingsplan 1988 Faculteit Bedrijfskunde Erasmus Universiteit

                                                                    U-theorie van lerende organisatie

Ondernemerschap in ontwikkeling?

Inleiding
Aangezien het thema van deze dag dezelfde titel draagt en ieder van de sprekers gevraagd is dit onderwerp vanuit zijn achtergrond te belichten, zal ik een poging doen vanuit de wetenschappelijke optiek opmerkingen te maken die hopelijk ook voor mensen uit de praktijk zinvol zijn. Mij is altijd geleerd dat de resultaten van zuivere wetenschap boven het niveau van het logische, gezonde verstand uitstijgen. Vanuit dit optimisme zal ik te werk gaan.

Thema
Zoals dat voor wetenschappers gebruikelijk is begint dat vaak met pietluttige kant-tekeningen. Zo ook hier.
Het zal sommigen opgevallen zijn dat ik aan het thema iets heb toegevoegd, namelijk een vraagteken. Dit betekent dat ik de uitspraak in de titel vooralsnog als een vraag beschouw of wat formeler gezegd als hypothese, die nader onderzocht dient te worden, Het in het gewone spraakgebruik gangbare onderscheid tussen een retorische en een "echte" vraag bestaat in de wetenschap helaas niet. Bij een retorische vraag zit het antwoord reeds in de vraag opgesloten en behoeft derhalve niet expliciet gemaakt te worden. Wij als onderzoekers kunnen ons er helaas niet zo gemakkelijk van af maken. Daarom gaan we uit van hypotheses en trachten deze te bewijzen, danwel te weerleggen.
Een tweede puur wetenschappelijke eigenaardigheid is dat wij uit moeten gaan van strikte definities, vooral daar waar begrippen in verschillende contexten een verschillende inhoud hebben. Bij woorden als Ondernemerschap en Ontwikkeling is dat zeer zeker het geval.

Ondernemerschap
Volgens de meest gangbare omschrijving is een ondernemer iemand die een beroep of bedrijf voor eigen rekening uitoefent (aldus Koenen-Endepols). Voor eigen rekening betekent dan op eigen (financieel) risico. Het betreft dus de zogenaamde zelfstandige ondernemers.
In de praktijk varieert dat van jonge startende ondernemers tot managers en directeuren van bestaande grote ondernemingen. Vanuit mijn ervaring en achtergrond ligt mijn aandachtsgebied vooral bij de eerste categorie, waarbij jong niet opgevat dient te worden als een indicatie van de leeftijd van de persoon, maar gerelateerd is aan de ouderdom van de onderneming. Dat is de eerste afbakening die ik in dit bestek zal maken.
Met Ondernemerschap bedoelen we dan die bijzondere kenmerken of eigenschappen die de persoon van ondernemer typeren. De moeilijkheid is echter dat dit begrip een abstractie of een conceptueel idee is dat zintuiglijk niet waarneembaar en als zodanig natuurwetenschappelijk niet aantoonbaar is. Dat is de reden dat vragen als: "is Ondernemerschap aangeboren of aangeleerd"? niet eenduidig zijn te beantwoorden. Desondanks is er natuurlijk heel veel over te zeggen, maar aangezien de andere bijdrage in de bundel aan het begrip Ondernemerschap uitgebreid aandacht, zal ik hiermee volstaan.


Ontwikkeling
Uitgebreider zal ik me bezighouden met dit begrip omdat hier naar mijn mening behalve begripsverwarring ook sprake is van begripsvervaging.
Ontwikkeling wordt volgens dezelfde bron (Koenen-Endepols) meestal omschreven met: groei, voortgang, tot wasdom komen of vorming.
Het is kennelijk een zo belangrijk woord dat een aantal universitaire opleidingen er hun naam deels aan hebben verbonden.
Denk maar aan ontwikkelingspsychologie, -sociologie en -economie. In omgekeerde zin spreken we ook van economische, sociale, pedagogische of financiële ontwikkeling. Belangrijk ook is de vermelding dat dit begrip ontwikkeling sinds mensengeheugenis een onderwerp is dat filosofen heeft geboeid. Je zou daardoor al bijna kunnen beweren dat niets zo rekbaar is als het begrip ontwikkeling.

Ondernemerschap en Ontwikkeling
Om tot enige afbakening te komen zullen we het begrip ontwikkeling plaatsen tegen de context van het zelfstandig Ondernemerschap.
Iemand die in dat kader naar mijn mening zinvolle uitspraken heeft gedaan is de emeritus hoogleraar Bedrijfskunde prof.dr. B.Lievegoed.
In zijn boek "Organisaties in Ontwikkeling" (1) heeft hij de twee begrippen die meestal als synoniem van elkaar worden gebruikt, namelijk groei en ontwikkeling gedetermineerd. Daarbij heeft hij vooral op essentiële verschillen gewezen.

Groei kan daarbij opgevat worden als een meer kwantitatief begrip te weten een gelijkmatige toe- of afname van een bepaalde variabele.
Bijvoorbeeld: de groei van het bruto nationaal product in Nederland is jaarlijks gemiddeld 3 procent.
Ontwikkeling daarentegen heeft meer nog dan een kwantitatieve betekenis een kwalitatieve inhoud. Bij ontwikkeling is er behalve van groei ook sprake van iets anders, iets nieuws. Bijvoorbeeld de ontwikkeling van een plant laat zich niet volledig vastleggen in termen van gewichten en afmetingen.
Belangrijk is om te spreken van ontwikkelingsfasen waarbij bloei en zaadvorming ook kenmerkend zijn waarin iets nieuws geopenbaard wordt.
Goethe spreekt derhalve van metamorfose of gedaanteverandering.
Wat ik hiermee geprobeerd heb duidelijk te maken is dat een kwaliteit meer omvat dan alleen in kwantitatieve zin is uit te drukken.
Een kwaliteit is niet te analyseren (in een dimensie te vangen), omdat het een meerdimensionaal karakter heeft en derhalve alleen vanuit meerdere invalshoeken is te beschrijven.
Concreet: Ontwikkeling omvat meer dan alleen groei, verzadiging en neergang, maar ook zoiets als transformatie (uiterlijk waarneembaar in termen van crisis of ogenschijnlijke stilstand). Inherent hieraan is ook het feit dat de betekenis van het begrip ontwikkeling situationeel bepaald wordt, oftewel afhankelijk van de context.
Na dit betoog kan ik dan ook nu terecht stellen dat het bewijs van de juistheid dan wel onjuistheid van de uitgangshypothese niet te geven is.
De aard van de begrippen/verschijnselen impliceert dat ze niet geschikt zijn voor strikt wetenschappelijk onderzoek. Althans wanneer we vasthouden als de criteria die daarbij gehanteerd dienen te worden zoals algemene geldigheid en voorspelbaarheid. De paradox ontstaat dat het bewijs is geleverd dat de hypothese niet te bewijzen is.
Het zou niet getuigen van moed om nu te stellen dat hiermee de zaak is afgedaan; integendeel, nu ligt er de uitdaging om de vraag te belichten vanuit verschillende invalshoeken. Alleen de illusie van wetenschappelijk geldig en volledig is verdwenen.




Drie niveaus zou ik nader willen belichten:
Ondernemerschap in Ontwikkeling vanuit macro perspectief
Met macro bedoel ik dan de betekenis of rol van Ondernemerschap voor het maatschappelijk, sociaal of economisch leven. Uit meerdere onderzoeken is gebleken dat activiteiten van kleine ondernemingen een rol van betekenis spelen in het kader van de werkgelegenheid en maatschappelijke, economische ontwikkeling in casu groei en vernieuwing(innovatie)(2).

Ondernemerschap vanuit meso perspectief

Hiermee bedoelen we de rol van Ondernemerschap op organisatie- of bedrijfsniveau. Volgens een recent C.B.S.-onderzoek is terugkijkend(de afgelopen decennia) als tendens waarneembaar, dat jaarlijks meer mensen de stap naar het zelfstandig Ondernemerschap durven te zetten (3). Daarbij gaat het jaarlijks om circa 15.000 nieuwe ondernemingen. Vanuit een andere invalshoek blijkt dat het thema
Ondernemerschap in wetenschappelijke en populaire zin een duidelijk opgang maakt.
De bibliotheekbestanden met als sleutelwoorden entrepreneurship, intrapreneurship of gewoon Ondernemerschap worden steeds omvangrijker.

Ondernemerschap vanuit micro perspectief
Dan bedoel ik het verschijnsel Ondernemerschap in de mens. Daarbij kunnen we constateren dat als het Ondernemerschap aan de
buitenkant zichtbaarder is geworden, dit ook een innerlijke pendant moet hebben, ofwel: mensen ontwikkelen zich meer in de richting van de zogenaamde ondernemerschapskenmerken. Aspecten als visie, initiatief, creativiteit en durf zijn bijzonder populair en spreekt veel mensen aan. Kennelijk sluit het goed aan bij hun innerlijke gesteldheid. Dat is op zich verheugend, niet alleen voor diegenen die hiermee hun boterham verdienen, maar vooral ook vanwege de eerder genoemde positieve invloeden in groter verband.
Zoals het de mens echter betaamt volstaan wij niet met een terughoudende constatering, maar pogen wij invloed uit te oefenen; het goede te stimuleren.

Rijst de vraag: "is Ondernemerschap te ontwikkelen"?
Om niet in dezelfde valkuil te treden zal ik mij voorzichtiger uitdrukken en de
vraag anders formuleren om te beginnen met: "is Ondernemerschap te stimuleren"?
Het antwoord hierop luidt ja, maar in indirecte zin. Ondernemerschap is en blijft
een initiatief van mensen, die de aanzet hiertoe doen vanuit een innerlijke bewogenheid.
Met indirecte stimulering bedoelen we dan gunstige voorwaarden creëren of belemmeringen uit de weg ruimen. De praktijk van het zelfstandig Ondernemerschap bewijst dat op dit gebied nog veel werk te verzetten is (4). Verder ligt er nog een taak op het gebied van voorlichting en onderwijs.
Vanuit deze invalshoek zijn onze activiteiten te verklaren en verder verwijs ik naar de naar resultaten van het in deze brochure opgenomen onderzoek. Op grond van die
resultaten kan ik besluiten met de bewezen stelling dat Ondernemerschap inderdaad
is te stimuleren en dat de bedrijfskundige benadering geconcretiseerd in een activiteit als het opstellen van een ondernemingsplan hierin een betekenisvolle rol vervult.

Naar mijn persoonlijke overtuiging is de praktijk de beste leerschool, maar waarbij de theorie een objectiverende functie heeft om de ervaring bewust te maken en te verdiepen.

Noten:
1. Prof.dr. B.Lievegoed: "Organisaties in Ontwikkeling", uitgeverij: Lemniscaat te Rotterdam, 1969.
2. Onderzoek van:
1974 Bannock
1982 Rothwel/Zegveld
1981 Storey
1981 de Jong
1981 en 1987 van de Zwan
1985 Twaalfhoven
1985 Economisch Instituut MKB

3. Statistisch katern: "Nieuwe Ondernemingen in Nederland", uitgeverij: CBS voorjaar 1987
4. Ir. R.Thelosen: "Is het kleinbedrijf ook een hoeksteen in het beleid van de overheid?", artikel in Kroniek van het Ambacht/Klein- en Middenbedrijf, jaargang 41, maart/april 1987

Geen opmerkingen: